Neem vandaag nog contact:           0473977264           talectum@hotmail.com

Autisme-coaching

met expertise verstandelijke beperking

  • Begeleiding van jongeren en volwassenen met autisme (en verstandelijke beperking)

  • Begeleiden van gezinnen en ouders met kinderen met autisme

Wat is autisme?

 

Inleiding

Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarbij de hersenen zich anders ontwikkelen dan bij personen zonder autisme. Iedere persoon met autisme is uniek en daarom wordt er gesproken over het “spectrum”.  Het spectrum verwijst naar de verschillen binnen de groep “personen met autisme”.

Je kan het spectrum vergelijken met een dj-controller. Elk knopje heeft een bepaalde functie. Sommige knopjes staan aan en sommigen staan uit. 
Autisme heeft verschillende kenmerken en elk kenmerk kan je vergelijken met een knopje. Bij de ene zal een knopje (kenmerk) wel actief zijn en bij de andere persoon niet. Zo krijg je dus een unieke combinatie van kenmerken en bijgevolg een andere persoon.

Het spectrum verwijst daarnaast ook naar de mate van hulp die iemand met autisme nodig heeft. De ene persoon met autisme heeft al meer hulp nodig dan iemand anders. Vaak komt de mate van hulp overeen met de cognitieve vaardigheden. Iemand die hoogfunctionerend is, beschikt vaak over manieren om met zijn beperkingen om te gaan en lijkt erin te slagen om te functioneren in de maatschappij. Deze personen hebben enkel last van de beperkingen als er helemaal géén ondersteuning is.
Iemand die laag functionerend is, beschikt over weinig tot geen manieren om met de moeilijkheden om te gaan. Voor hen is het heel moeilijk om te functioneren in een wereld die ze niet begrijpen. Zij hebben dus véél last van hun beperkingen en de kenmerken van autisme zijn altijd aanwezig, ook met ondersteuning.

Opmerking: Iemand die autisme heeft en een normaal IQ heeft, kan wél veel last hebben van zijn autisme, net als de omgeving. Deze persoon heeft wél veel ondersteuning nodig en zal dus eerder in de categorie “laagfunctionerend” vallen.

 

Kenmerken

Autismespectrumstoornissen is een verzamelnaam van volgende kenmerken die aanwezig dienen te zijn:

  • Aanhoudende tekorten in de communicatie en sociale interactie binnen alle situaties
  • Tekorten in de wederkerigheid
  • Het niet begrijpen van non-verbale signalen
  • Afwijkend oogcontact maken
  • Weinig tot geen mimiek
  • Moeilijkheden met het aangaan en onderhouden van relaties
  • Beperkte interesses, bepaalde rituelen en gedragspatronen
  • Repititieve motorische bewegingen (vb: continue draaien met speelgoed)
  • Het vasthouden aan routines
  • Moeilijkheden met veranderingen
  • Nood aan voorspelbaarheid
  • Steeds de dingen op dezelfde manier doen
  • Zeer specifieke interesses
  • Het anders waarnemen: over – of ondergevoelig zijn

 

Maar dit zijn allemaal kenmerken die je kan zien in het GEDRAG. Een diagnose wordt dus gesteld op basis van wat je kan zien ; het gedrag dat iemand stelt. Als je dat vergelijkt met een ijsberg, dan is het zichtbare gedeelte boven water, het gedrag dat je kan zien van iemand met autisme.
Onder water zit er ook nog een deel van de ijsberg ; namelijk het anders denken en waarnemen van iemand met autisme.

 

Anders waarnemen

Waarnemen betekent dat je hersenen de binnenkomende prikkels verwerken : de dingen die je ziet, hoort, voelt, proeft, ruikt.
Wanneer deze prikkels de hersenen binnenkomen, moeten je hersenen beslissen welke prikkels er binnen mogen en welke niet. Dit noemen we onze fliter. Bij personen zonder autisme werkt deze filter best goed. Je kan dit dus zien als een bodyguard.
Een vb: je zit hier nu te luisteren naar mijn uitleg. Maar er zitten heel wat mensen voor of naast je die zich regelmatig bewegen of eens hoesten of kuchen. Dit zijn prikkels waarvan de bodyguard gaat zeggen: “nee, jij bent niet belangrijk, jij mag niet binnen”. De woorden en zinnen die ik op dit moment zeg, zullen de hersenen wél als belangrijk zien en mogen dus bijgevolg wel binnen.

Maar bij iemand met autisme werkt die bodyguard eigenlijk niet zo goed. Hij doet zijn werk niet zoals het hoort. Zo kan het gebeuren dat de bodyguard zeer vriendelijk is en àlle prikkels ineens binnen laat, waardoor de hersenen alle informatie niet verwerkt krijgen. Er ontstaat daardoor dus gigantische file in de hersenen, waardoor de bodyguard ineens wel genoodzaakt is de deur te sluiten.


Of de bodyguard weet niet goed welke prikkels er belangrijk zijn en welke niet en laat daardoor de ‘foute’ prikkels binnen. De uitleg die door de juf wordt gegeven, wordt niet gehoord, maar het kind is wel gericht op de vogeltjes buiten.

Het kan dus zijn dat op sommige momenten die hersenen ‘goed’ werken en op andere momenten niet meer zo goed.

 

Het gevolg van het anders waarnemen

Je kan je voorstellen als die bodyguard zijn werk niet goed doet en alle prikkels maar door laat, dat dit kan zorgen voor totale overprikkeling. Er kan gewoon geen (nieuwe) informatie bij.
Maar je kan ook een heel strenge bodyguard hebben, die bijna geen prikkels doorlaat en dan gaat het kind zelf op zoek naar prikkels. Dan kan het zijn dat je een kind in de klas hebt die niet stil kan zitten, die erg druk is.


Als er zoveel prikkels in de wachtrij staan, dan is het logisch dat de verwerking van al die informatie veel trager verloopt. En als de verwerking trager gebeurt, is de reactie ook veel trager.
Een voorbeeld: De juf in de klas legt uit hoe je “9 + 3” moet berekenen met de brug. Tom luistert aandachtig. Direct na haar uitleg vraagt de juf aan Tom het antwoord. Maar Tom is nog de uitleg aan het verwerken en de vraag van de juf staat in de file. Tom geeft dus niet direct antwoord, de juf raakt gefrustreerd en denkt dat Tom aan het dromen is en zegt dan tegen Tom: “stop eens met dromen en geef gewoon het antwoord”. Dit geeft opnieuw nieuwe informatie, die opnieuw in de file staat.


De verwerking van informatie gebeurt ook in stukjes: “eerst dit, dan dat, dan weer het volgende”. Eerst ziet Tom dat de juf naar me kijkt, dan zie ik haar vragende blik en dan hoor ik dat ze mijn naam zegt. IK weet dus dat ik iets moet zeggen, maar wat? Wat was de vraag weer?

 

Het anders denken

 

Als onze bodyguard zijn werk niet goed doet en de ‘foute’ of ‘teveel’ prikkels doorlaat, is het moeilijk voor de persoon met autisme om te weten welke informatie belangrijk is en  welke niet.
Een kind heeft huiswerk en moet een toets WERO studeren voor de volgende dag. Dat zijn vaak blaadjes waar heel wat info opstaat en waar gevraagd wordt van hen om te leren zien wat er belangrijk en niet belangrijk is. Maar wanneer het brein elk woord en elk detail als even belangrijk ziet, dan is het moeilijk om de toets te studeren.
Of wanneer je het kind een instructie geeft als “wil je aub je jas van die vieze, vuile grond oprapen, want nu word je jas erg vuil en dan moet ik die wassen, want...”
Dat zijn heel wat woorden en je verwacht dat het kind met autisme de jas opraapt, maar doordat er zoveel andere dingen wordt gezegd, slaagt het kind er niet om de kern van je instructie te begrijpen. Beter is dus: “raap de jas op” , als dat gebeurd is, kan je vragen om de jas aan de kapstok te hangen.

Het is voor hen ook moeilijk om informatie samen te brengen tot een betekenisvol geheel, dat past in de sociale context.

Zo heb ik een leerling in begeleiding voor ‘leren leren’. Hij zit bij ons op internaat. Hij draagt altijd een kap op zijn hoofd. Tijdens het middageten wordt er verwacht dat hij deze af zet en als dat niet lukt, mag hij rustig op zijn kamer eten. Normaal gezien gaan de opvoeders direct zijn kamerdeur open doen. Maar die ene keer moest hij wachten aan zijn kamerdeur. De opvoeders kwamen maar niet langs, wat hij interpreteerde als “ik krijg geen eten” en hierop werd hij erg boos en liep weg. Hij vertelde mij dus achteraf dat hij geen eten had gekregen en dat dat eigenlijk helemaal niet kan. Bij het navragen bleek dat hij de clown aan het uithangen was, waardoor de opvoeders beslisten om de deur niet open te doen als hij zich zo gedroeg. De volgende dag stond hij aan de refter van school en vertelde hij daar dat hij geen eten kreeg op internaat. Kortom, hij is niet in staat om al die kleine stukjes uit de context samen te brengen en te begrijpen waarom de opvoeders hem geen eten gaven.

De afgelopen weken vertelde hij mij ook regelmatig dat leerkrachten hem negeren, dat ze hem geen antwoord geven op zijn vraag. Waarschijnlijk speelt ook hier zijn contextblindheid mee : er zullen wel redenen zijn waarom ze op dat moment zijn vraag niet kunnen beantwoorden.

Doordat de bodyguard in de hersenen bij personen met autisme hun werk niet goed doet, kan het ook gebeuren dat de bodyguard de aandacht vooral richt op details.

Wanneer hun pennenzak ineens op een andere plaats ligt, is dat niet meer “hun plekje” . Die kleine verandering kan grote paniek veroorzaken. De ruimte is ineens gigantisch veranderd.
Of tijdens het studeren erg gericht zijn op woordjes, waardoor ze de woordjes niet meer in het hoofdstuk kunnen plaatsen. Elk woord apart heeft betekenis, maar het grote geheel is verdwenen.
Of een vrolijk iemand wordt herkend aan de stand van de mond, maar niet aan de gehele lichaamshouding.

 

Theory of Mind

Dit is een theorie die ook behoort tot het anders denken. Er is hier al veel onderzoek naar gedaan, maar bij deze theorie zijn ook enkele bedenkingen te maken.

Dit is het vermogen om :

  • Gezichten en lichaamstaal te lezen
  • Het perspectief van anderen te zien
  • Zich in te leven in anderen
  • Te voorspellen hoe de ander reageert

 

Bij personen met autisme blijkt dat er een beperkte Theory of Mind aanwezig is. Je kan stellen dat dat het gevolg is van het anders waarnemen en denken.
Als de bodyguard beslist om de aandacht te richten op de stand van de mond en niet op het hele gezicht, is het erg moeilijk om lichaamstaal correct in te schatten.
Als je sterk gericht bent op details dan is elke situatie voor iemand met autisme sterk verschillend, waardoor men niet voorspellen hoe de ander gaat reageren.
Als Tom en Dieter een voetbalspel op de playstation aan het spelen zijn en Dieter reageert boos omdat hij verliest, zal Tom bij een race-game misschien niet kunnen voorspellen dat Dieter ook boos zal zijn als hij verliest. Het gaat toch om een ander spel?
Of een andere situatie : De grootvader van Dieter is gestorven. Dieter vertelt Tom hoe verdrietig hij is. Tom heeft ooit zijn hond verloren, maar nog nooit een grootvader, dus hij kan zich absoluut niet inbeelden hoe dit voor Dieter moet zijn.

Maar uit recente onderzoeken blijkt dat personen met autisme soms wel beschikken over een goede ToM. Sommige personen met autisme zijn wél in staat om zich in te leven in anderen en kunnen wel lichaamstaal lezen. Dan gaan het vooral over mensen die zichzelf dit heel hard hebben aangeleerd en strategieën hebben ontwikkeld om in sociale situaties te kunnen functioneren. Maar wanneer er een kleine verandering komt in de sociale situatie, zal de strategie niet meer werken.
Een vb: als ze zich hebben aangeleerd: “als iemand huilt, is deze verdrietig”, dan kan dit op een trouw bijvoorbeeld heel wat verwarring brengen voor deze persoon, aangezien mensen daar vaak huilen vanuit blijdschap

Daarnaast kan het zijn dat personen met autisme erin slagen zich in te leven in anderen vanuit hun eigen ervaringen. Als Tom zich nog zou herinneren hoe verdrietig hij was bij het verlies van zijn hond, zou hij van daaruit zich eventueel kunnen inbeelden hoe verdrietig zijn vriend Dieter is bij het verlies van zijn grootvader : het gaat immers beiden om hetzelfde, nl verlies van iemand dierbaar.

Maar opgelet: bij kinderen of jongeren die op een laag emotioneel niveau functioneren gaat het mee-leven in iemand vooral gaan over “meedeinen op de energie van anderen”. Ze voelen zich gespannen doordat iemand in hun omgeving verdrietig is. Ze zijn misschien in staat te begrijpen waarom iemand zich zo voelt, maar het is veel minder doorleefd. Zij zijn dan zelf intens verdrietig en kunnen dit gevoel heel moeilijk van zich afzetten.

En tot slot: ook voor personen zonder autisme is het niet evident om je te kunnen verplaatsen in de andere!

 

Beperkte executieve vaardigheden

Een laatste stuk wat betreft anders denken, gaat over executieve functies. Dat zijn functies die dienen om ons gedrag te sturen. Deze functies worden aangestuurd vanuit het voorste deel van de hersenen en zijn eigenlijk pas rond ons 25ste levensjaar volgroeid. Kortom, bij kinderen en jongeren begint de groei nog maar net. Maar onderzoek heeft aangetoond dat bij personen met autisme deze delen van de hersenen minder goed werken dan bij personen zonder autisme; hetgeen we ook zien terug komen in het gedrag.

Over welke functies gaat het? Enkele voorbeelden:

Je aandacht gedurende een lange tijd kunnen richten op zowel belangrijke als onbelangrijke dingen

Impulscontrole : je favoriete game laten wachten tot je huiswerk klaar is of jezelf kunnen beheersen om niet àlles te kopen wat je leuk vindt in de winkel

Het starten en stoppen met iets. We zien vaak dat personen met autisme heel veel moeite hebben om te starten met iets, maar ook met het stoppen met iets waarmee ze bezig zijn.

Het gaat ook over kunnen plannen en zich kunnen organiseren : alle benodigdheden kunnen klaarleggen om te koken of te studeren , weten wat je eerst moet doen en wat dan,...

Het gaat ook over flexibel kunnen zijn bij problemen : als je een probleem tegen komt, op zoek gaan naar een oplossing.